Vooral dat laatste is van belang: ontstaan zonder noemenswaardig ingrijpen van de mens, en zeker niet door selectie en/of kruising. Wanneer de mens er in het geheel niet bij betrokken is, spreken we van een ecotype.
Het eigene aan een landras is, dat het plant of het dier zich heeft aangepast aan specifieke omstandigheden, veelal in isolement, maar niet noodzakelijkerwijs. De term 'dynamisch' wordt in dit verband gebruikt om aan te geven dat een landras niet statisch is, maar onderhevig aan evolutie.
Het begrip landras is in 1908 door Von Rümker geïtroduceerd. Hij doelde er mee op alle cultivars die zonder bewust bedoelde selectie zijn ontstaan. Naderhand is de definitie verder verfijnd tot bovenstaande, met bovendien een onderscheid in autochtone en allochtone landrassen.
Deze laatste is wat eigenaardig, omdat het gaat om een in een vreemd gebied geïntroduceerd (autochtoon) landras, dat wordt blootgesteld aan voor hem vreemde, nieuwe omstandigheden en 'besmet' kan worden door lokaal voorkomende cultivars. Uiteindelijk zal ook dit allochtone landras een autochtone worden. Van dat laatste is het Okinawa varken een prachtig voorbeeld.