De loquatstruik, eigenlijk een kleine boom, wordt 5-10 meter hoog en heeft een ronde kroon. Hij houdt van de volle zon, maar is goed bestand tegen vorst, tot -12° zelfs. De bladeren zijn 10-25 cm lang, hebben een leerachtige textuur en zijn licht behaard. De loquat bloeit ongewoon laat voor een fruitboom, vanaf het najaar en de vroege winter. De bloempjes zijn wit en nauwelijks 2 cm groot. Ze groeien in trosjes van vijf tot wel dertig bloemen.
Drie maanden nadat de bloemen uit komen, geeft de boom vruchten. Het vruchtvlees is geel, de schil oranje-geel en dun. De vrucht heeft daarmee veel weg van een pruim, maar met die uiterlijke gelijkenis houdt het wel op. Ze zijn 3-5 cm lang en rond tot peervormig. De loquat is net als de appel en de peer een pitvrucht, een pome, met een 'klokhuis', dat is gevormd uit een wisselend aantal kokervruchten, soms maar één, die elk één pit bevatten van vergelijkbare grootte als een steenvrucht. De pitten zijn glad en bruin, en niet eetbaar.
Het vruchtvlees is enigszins bitter en zuur, als een yeşil eriği , een groene, Turkse pruim (Prunus cerasifera). In veel landen, zoals in China, Guatemala en India groeit de loquat op een hoogte van 1.000 meter en meer. De vruchten van deze bomen zijn zoeter dan de vruchten van bomen op lagere hoogte.
Het oogsten van loquat vraagt zorg. Omdat de schil van de rijpe vrucht makkelijk los laat, beschadigd de vrucht snel. Ze worden daarom eerst in bosjes van de boom gesneden, en daarna stuk voor stuk losgemaakt. Bomen in gematigder streken geven minder vaak vruchten, soms maar eens per drie jaar, dan bomen in warmere streken, die meestal ieder jaar vruchten geven. Wanneer de zaden stukvriezen, dan vriest het behoorlijk, geeft de boom in de lente vaak toch vruchten, maar deze zijn dan kleiner.
In Spanje groeien loquats overwegend in de Extremadura. In Callosa d'en Sarrià verbouwt men sinds de negentiende eeuw loquats. Deze zijn sinds 1992 voorzien van het Europese DOP-label. De beschermde vrucht draagt de benaming Níspero Callosa d'en Sarriá PDO.
Hetg teeltgebied van de beschermde nispero is Callosa d'en Sarrià gelegen in de regio Baixa Marina en de Campo de Alicante, aan de oostkust van Spanje. Toezichthouder is de Consejo Regulador Níspero de Callosa d'en Sarrià. De beschermde status is van toepassing op loquats uit negentien gemeenten: Callosa d'en Sarrià, Altea, Bolulla, Polop, La Nucia, Tárbena, Guadalest, Benimantell, Beniardà, Confrides, Benifato, Alfaz del Pi, Villajoyosa, Benidorm, Finestrat, Relleu, Sella, Orcheta en Aigües de Bussot.
De Spaanse loquat is in apri op de markt en tot halverwege de zomer verkrijgbaar, ook op de Nederlandse markt. De vruchten zijn oranje-geel en zijn van de ronde Algar of Nadal variëteit.
Loquats worden rijp aangeboden. De eerste vruchten komen begin april, het begin van het seizoen aan de Middellandse zee.
De loquats op de Nederlandse markt komen vooral daar vandaan, uit landen als Israë Turkije, Spanje en Griekenland. Daarnaast is er aanvoer van het zuidelijk halfrond, onder meer Brazilië (oogst tussen mei en oktober) en Nieuw-Zeeland.
In winkels die gespecialiseerd zijn in Middellandse zeeproducten worden ze vaak verkocht onder de Turkse benaming 'yeni dünya' of malta eriği (Maltese pruim).
Het merk Ruchey, dat is gespecialiseerd in de Spaanse beschermde loquat, levert naast verse loquats voor de Eujropese markt ook loquats in siroop, in pot en blik, verwerkt tot curds en marmelades, een likeur, Licor de nispero. en bier.
Om loquats langer houdbaar te maken, worden ze wel met een schimmelbestrijder behandeld, meestal benomyl. Was de vruchten daarom goed voor het schillen.
De schil is dun, maar laat zich gemakkelijk verwijderen, zeker wanneer je de vrucht eerst blancheert. Om het schillen te vergemakkelijken snijd je eerst de beide uiteinden van de vrucht en halveert de vrucht. Verwijder dan de pitten, de steelaanzet en het wittige endocarp.
Doordat de loquat zoals een appel veel suiker, zuur en pectine bevat, is de vrucht uitstekend geschikt voor het maken van marmelade. Loquats worden ingemaakt, met azijn, citroen, kaneel, kardamom en kruidnagelen. In Pakistan worden nog onrijpe, groene loquats in chutneys gebruikt, vergelijkbaar met mango.
In recepten wordt wel geadviseerd on loquats te behandelen met citroensap om te voorkomen dat de geschilde loquats ontkleuren, maar dat is flauwekul. Loquats zijn zelf juist antioxidatief, en worden toegepast om andere voedingsmiddelen stabieler te maken. bekende voorbeeelden daarvan zijn thee en soja-olie. Voeg daarom alleen citroensap toe omwille van de zoet-zuur-balans. Omdat er niet zo veel loquat-recepten zijn, is het de moeite waard loquat te gebruiken in recepten waar abrikozen worden gebruikt, in plaats daar van.
Loquats zijn ook geschikt als handfruit en om met andere vruchten te mengen in een vruchtensalade, bijvoorbeeld van banaan, sinaasappel en gemalen (verse) kokos, en loquats worden ook geconfijt.
Rijpe loquats blijven hoogstens enkele dagen goed in de koelkast, bij circa 5°.
In China groeit de loquat op hoogtes van 900 meter tot 2100 meter. De meeste loquats komen echter uit Japan. Alleen daar al zijn zo'n 800 variëteiten bekend. De jaarlijkse productie van loquats in japan bedraagt 17.000 ton. Behalve in China en Japan wordt de loquat ook in taiwan, India en Pakistan verbouwd.
In 1690 is de plant voor het eerst door een Europeaan beschreven, de Duitse botanicus Kaempfer die de boom in Japan had gezien. Bijna een eeuw later werd de eerste plant vanuit China naar Europa gebracht en in de Koninklijke Tuinen van Kew geplant. Van daar werd de boom in de achttiende eeuw in het Middellandse Zeegebied geïntrodceerd, eerst aan de Middellandse zeekust van Frankrijk, en de toen Franse kolonie Algerije. Sindsdien groeit de loquat op tal van plaatsen aan de Middellandse Zee, Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Syrië en Libanon, Georgië, Albanië, Portugal, Frankrijk, Spanje en Italië. In dat laatste land maakt men er een likeur van, Nespolino.
Loquats groeien in het wild in Centraal Amerika, onder meer in Brazilië. Daar alleen al staan circa 150.000 loquatbomen in de regio van Sao Paulo. In Mexico worden loquats geofferd tijdens de Dag van de doden, de Dia de muertos, tijdens Allerzielen en Allerheiligen.
Het Franse woord bibacier, boom van biba, verwijst naar het Chinese pípáguǒ, dat vrucht in de vorm van een pípá betekent. Een pípá is een liervormig, viersnarig muziekinstrument, dat in Japan biwa wordt genoemd, net als de vrucht.
Van de oplosbare suikers in loquats is circa 50% sucrose. daarnaaast bevat de vrucht fructose (ca 20%) en glucose (15%). Ook deze hoeveelheden variëren per geteelde soort.
De zaden en de bladeren zijn licht toxisch, bevatten amygdaline (B17), een glycoside die ook in amandelen voor komt en in de pitten van andere steenvruchten uit de rozenfamilie. Bij hydrolyse van amygdaline in de spijsvertering ontstaat 'prunasine-glycoside', welke onder meer uiteen kan vallen in cyanide.
De amygdaline is verantwoordelijk voor de bittere smaak van de zaden en de bladeren en de licht bittere toon in het vruchtvlees, en wordt wel beschouwd als 'de anti-kanker-vitamine'.
De Brix-waarde (maat voor de hoeveelheid opgeloste stof als suikers in een waterige vloeistof, uitgedrukt in graden) bedraagt 6.7 to 17, vergelijkbaar met een peer.