Veel groente, fruit, specerijen en granen bevatten campesterol, zij het in lage concentraties (zoals in bananen, avocado's, grapefruit, granaatappel, uien, komkommers, paardensla, citroengras (sereh), peper, kardemom, koolzaad, haver en maïs). Het gehalte varieert van 1 tot 7 mg/100 g. Hogere concentraties tref je aan in bonen en linzen, serrano chili (2 mg/100 gram) en banana chili en avocado. Koolzaadolie, sojaolie, tarwekiemolie en maïsolie zijn rijk aan campesterol, bevatten tot wel 230 mg/100 g.
Campesterol werd in 1941 door Fernhole geïsoleerd uit koolzaad, sojabonen en tarwekiemen, en kreeg de naam campesterol, een combinatie van de woorden campe - afgeleid van de botanische naam van koolzaad Brassica campestris - en stereos ('vast'), voorzien van de uitgang -ol, zoals iedere alcohol. De chemische formule is C28H48O. Het smeltpunt van campesterol bedraagt 157-158°.
Hoewel campesterol qua structuur analoog is aan cholesterol, wordt het niet of nauwelijks door het menselijke lichaam opgenomen. Het is een voorloper van diverse groeihormonen, en zorgt voor verlaging van het totale LDL-cholesterolgehalte in het bloed, doordat het een remmende werking heeft op de opname van cholesterol in de darm.