Daarmee onderscheidt de kokervrucht zich van de peul en de hauw die uit twee vruchtbladen bestaan, en over beide naden open scheuren. Dat open springen wordt in de botanie dehiscentie genoemd. In de landbouw wordt dit verschijnsel liefst weggeteeld, waardoor de zaden in de vrucht blijven. Er zijn planten waarbij de zaden letterlijk gelanceerd worden. Een bekend voorbeeld is de vijg.
De appel is een voorbeeld van een samengestelde kokervrucht, waarvan de afzonderlijke vruchten in een wollig kapsel zijn verenigd (het klokhuis), en de vruchten zelf nauwelijks bereikbaar zijn, zonder het vruchtvlees te verwijderen. Een ander voorbeeld van een verzamel-kokervrucht is de steranijs (Illicium verum), met acht follikels.