Op de plaats waar de appel door hagelstenen geraakt wordt, vindt veelal verkurking plaats, soms rot. Verkurking komt bij veel meer planten voor, het is een natuurlijke reactie, gericht op het herstel van beschadiging. In ultieme vorm is dat het herstel van de schors van de kurkeik (Querques suber), die commercieel geëploiteerd wordt.
Verkurking treedt onder diverse omstandigheden op. Voorbeelden zijn de verkurking van de aardappelschil wanneer deze door straatschimmel (schurft) wordt aangetast. Wanneer de aardappel groeit, barst deze kruken afsluiting open, waardoor de aardappel nog vatbaarder wordt voor de schurft.
Het verschijnsel treedt ook bij bladgroenten op, bijvoorbeeld bij prei, en bij tomaten in de vorm van de verkurking van het bloemlitteken. Ook op druiven komt deze vorm van littekenvorming voor.
Het kurk wordt gevormd door een cambiumlaag uit de collenchym- of parenchymlaag, direct onder de epidermis, de buitenste laag van de schil. Eenmaal ontwikkelde kurkcellen zijn dood en waterafstotend. Hun celwanden bevatten suberine, een vettige substantie. De kurklaag geeft daarmee bescherming tegen uitdroging, maar sluit tegelijkertijd het onderliggend weefsel zo grondig af van de buitenwereld dat iedere gaswisseling verhinderd wordt.
Voor de 'ademhaling' is het weefsel aangewezen op lenticellen, ook wel ademporiën genoemd. Dat is een afzetting van parenchymcellen in de kurklaag tot aan het oppervlak. Wanneer deze dunwandige parenchymcellen degeneren, is de gaswisseling hersteld.