De Salvia hispanica of chia is een eenjarige, bloeiende plant uit de familie van de lipbloemigen, één van de twee planten uit deze familie die 'chia' genoemd worden. De andere is de Salvia columbariae, die de 'gouden' chia wordt genoemd, en noordelijker groeit. Van oudsher wordt de 'gewone' chia, die ook wel 'witte' chia wordt genoemd, in Midden- en Zuid-Amerika verbouwd als (pseudo)graan voor dagelijks gebruik, net als de maïs.
De zaden bevatten slijmstoffen, die voornamelijk uit polysacchariden bestaan, die de zaden een sterk bindend vermogen geven.
De chia is een tot menshoogte groeiende plant met vierkante rechtopstaande stengels, die sterk behaard zijn. Hij heeft kleine, gezaagde bladeren, die minder behaard zijn. De plant heeft paars-blauwe of witte lipvormige bloemen. Ze staan in schijnbare pluimen. De bloei begint op het noordelijk halfrond in oktober, op het zuidelijk halfrond in april.
De chia wordt beschreven in verscheidene Azteken-codexen uit de 16e eeuw. In de Mendoza codex wordt beschreven dat de plant in 21 van de 38 provinciale staten verbouwd wordt als dagelijks voedsel. Niet in staten met woestijn, of staten die aan de kust liggen, maar van het centrale deel van Mexico, tot aan Nicaragua. Bovendien in het zuiden van Honduras.
De Spanjaarden verboden de teelt van het Azteken-gewas in 1550. Een reden was dat chia concureerde met de door de Spanjaarden geïtroduceerde gewassen, maar de voornaamse reden was dat chia van groot belang was in de religieuze riten van de Azteken. Onderdrukking dus. Tot de onafhankelijkheid van Mexico in 1810 bleef de chia-teelt verboden. Er werd een streep gezet door de teelt die op dat ogenblik - op het hoogtepunt van de Mexica cultuur - 30.000 hectare in omvang was. Een catastrofe voor de boeren. Pehr Löfling noemde de plant Salvia hispanica - naar alle waarschijnlijkheid een onbekende andere Salviasoort, later nam zijn mentor Linnaeus de naam over voor de chia.
Meer dan vijf millenia geleden, 3500 jaar voor Christus werd de chia gecultiveerd. Eeuwen lang was chia in Mexico het op maïs en bonen na belangrijkste gewas. Na de opheffing van de ban, werd chia weliswaar weer verbouwd, maar niet in de omvang van destijds. In 1810 zou er zelfs nog maar enkele hectare chia in Mexico zijn.
In de bergen van Jalisco, Michoacán en Puebla overleefde de plant, om in de jaren dertig van de vcorige eeuw weer geteeld te gaan worden. Het zou in aanvang om 38 hectare gaan. Pas in de jaren negentig werd chia door de buitenwereld ontdekt.
Door het ontwikkelen van vroegbloeiende cultivars is de teelt van de chia tegenwoordig ook in noordelijker gebieden mogelijk, in de Verenigde Staten bijvoorbeeld in Arizona en Kentucky.
Tegenwoordig wordt de chia in grote delen van Midden-Amerika (Mexico, Paraguay) verbouwd, meer zuidelijk ook in Bolivië en Argentinië, zoals aangegeven in het zuiden van de Verenigde Staten, in Australië, Kenia en Oeganda. Niet in Europa, hoewel de plant in ons land en in België in het wild wordt aangetroffen, vermoedelijk als gevolg van ontsnapte chia in vogelzaad of veevoer.