Wanneer de carbonylgroep zich aan het einde van de keten bevindt, noemt men de groep een aldehyde. In het geval van een keton bevindt de carbonylgroep zich in de keten, op een secundaire C. Koolhydraten hebben in principe altijd een aldehyde- of een ketongroep. Qua naamgeving herken je een keton aan de uitgang -on, en een aldehyde aan de uitgang -al. Het eerste deel van de naam, stamnaam genoemd, vormt met de uitgang -aan de naam van de verzadigde koolwaterstof of alkaan. De eenvoudigste alkaan is methaan, met de chemische formule CH4. De stamnaam meth- geeft aan dat een keten één koolstof-atoom bevat.
Carbonyl-verbindingen". Want een dubbelgebonden zuurstofatoom op een koolstofatoom is een carbonylgroep. Zit de carbonyl aan het einde van de keten, dan is het een aldehyde. Op het koolstof zit dan nog een waterstofatoom. De groep is nog oxideerbaar. Zit de carbonyl in de keten, dus op een secundaire C, dan is het een keton.
De eenvoudigste organische verbinding met een ketongroep is dimethylketon (DMK) of aceton, C3H6O of CH3-CO-CH3. Aceton is onder meer bekend als oplosmiddel en als de ademgeur bij een sterk ontregelde diabetes. Bij een teveel aan glucose en een tekort aan insuline kan de glucose in het bloed niet in brandstof worden omgezet. Het lichaam doet dan een beroep op opgeslagen vetten. Bij de verbranding daarvan ontstaan ketolichamen, waaronder acetoacetaat, dat instabiel is en spontaan koolstofdioxide kan afsplitsen, waardoor aceton ontstaat. Hierdoor verzuurt het bloed, een levensgevaarlijk verschijnsel dat keto-acidose wordt genoemd. Wanneer het op treedt ruikt de adem zoetig, naar aceton.
Een andere bekende keton is rotundon, de smaak van peper.