Naast de in de inleiding beschreven vitaminen D2 en D3 kennen we D4 22,23 dihydroergocaciferol, D5 sitosterol en D6 stigmasterol.
Vitamine D wordt via de huid opgenomen onder invloed van bepaald ultraviolet licht in zonlicht, UV-B (~295 – 315 nm). Hoeveel je daar van binnen krijgt, hangt af van je geografische locatie. Bewoners van noordelijke landen worden gemiddeld korter aan zonlicht blootgesteld dan bewoners van subtropische en tropische landen. In de Nederlandse situatie geldt dat ongeveer tweederde van de hoeveelheid vitamine D in ons lichaam afkomstig is van aanmaak in de huid.
Daarnaast nemen we vitamine in via onze voeding, met name uit (vette) vis en visproducten, wilde paddestoelen en in mindere mate uit eieren en zuivelproducten zoals boter, en lever. Planten en gekweekte paddestoelen bevatten geen vitamine D.
Vitamine D uit voeding dient in ons lichaam worden omgezet in een actieve vorm, eerst in de lever tot 25-hydroxyvitamine D en vervolgens in de nieren tot 1,25-dihydroxyvitamine D (calcitriol). Daar doen onze nieren een dag of tien over.
Het voordeel van D3 boven D2 is dat de eerste enkele weken in onze bloedbaan actief blijft, maar D2 slechts enkele dagen. Wanneer je regelmatig D2 in neemt, is er geen verschil tussen beide.
Naast de in de inleiding beschreven vitaminen D2 en D3 kennen we D4 22,23 dihydroergocaciferol, D5 sitosterol en D6 stigmasterol.Het lichaam slaat vitamine D op in vetweefsel en in de organen, onder meer in de lever.
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine D bedraagt 5μg en voor ouderen 10μg. Op onze site wordt 5μg als standaard ADH aangehouden. De aanvaardbare bovengrens bedraagt voor volwassen 100μg; per dag, voor kinderen onder 10 jaar 25μg, en voor zuigelingen tot 1 jaar 25μg.
Een tekort aan vitamine D kan bij kinderen rachitis (Engelse ziekte) veroorzaken en kan bij ouderen tot osteopose (botontkalking) en spierzwakte leiden. Het kan ook effect hebben op het ontstaan van chronische ziekten zoals auto-immuun ziekten, hart- en vaatziekten en kanker. Een landurige overdosering kan kalkafzettingen tot gevolg hebben.
Bewoners van noordelijke landen en vegetariërs zijn, lopen risico op vitamine-D-tekort (vitamine D deficiëntie). Veel mensen hebben enig tekort aan vitamine D, zonder noemensaardige gezondheidsproblemen, maar vooral onder mensen boven 50 jaar is vitamine D deficiëntie een probleem, reden waarom voor hen D-suppletie nodig is.
Een bijzonder vorm van vitamine-D-inname is door het eten van paddestoelen, niet via de van nature aanwezige vitamine D, bij geteelde paddestoelen nagenoeg afwezig, maar door het van nature aanwezige ergosterol agaritine te 'prikkelen' tot de vorming van vitamine D2. Er zijn twee methoden voor, door de paddestoelen tijdens hun groei gedurende korte tijd aan een afgemeten hoeveelheid UV-licht bloot te stellen, en door geplukte paddestoelen langdurig aan zonlicht bloot te stellen, liefst na ze gesneden te hebben, en zodoende het belichte oppervlak te vergroten.
Een belangrijke historische bron van vitamine D is vis-leverolie of levertraan, daarover straks meer. Deze leverolie werd al door de Vikingen gebruikt. Ze gebruikten het onder meer als lampenolie, en om leer te impregneren. De olie werd gewonnen uit de levers van kabeljauw of schelvis. Tijdens de industriële revolutie eind 18e, begin negentiende eeuw werd dezelfde populair als smeermiddel, slechts sporadisch als medicijn,
Het werd weggezet als een huismiddeltje, zelfs nadat John Bland-Sutton het in 1889 gebruikte bij de behandeling van leeuwen-pups in de London Zoo, en het tegendeel bewees.
Het veranderde pas nadat McCollum en zijn onderzoeksteam in 1922 aan toonden dat verhitte kabeljauwleverolie zijn antixeroftalmische eigenschap verliest, maar niet de antirachitische functie ervan (rachitis = Engelse ziekte) en zij noemden de antirachitische factor vitamine D, omdat het de vierde vitamine was die werd beschreven.
Levertraan was tot de toevoeging van Vitaminen A en D aan margarine 'broodnodig', en misschien is het dat wel weer. Veel medici wijzen op het structureel tekort aan vitamine D onder grote groepen mensen, niet alleen ouderen. Dat heeft ook te maken met minder blootstelling aan zonlicht (UV) en het gebruik van zonnebrand.