Op de site behandelen we drie gecultiveerde soorten lange peper: de Piper retrofractum (Javaanse lange peper), de Piper longum (Indiase lange peper), de Piper capense (Ethiopische of Kaapse lange peper) en één wilde, de Piper mullesua (Assam peper). Het zijnj botanische namen, geen geografische aanduidingen. De Piper retrofractum wordt ook wel Piper officinarium of Piper chaba genoemd, maar beide zijn geen geaccepteerde namen.
De Kaapse lange peper is een overblijvende, altijd groene klimplant met brede groene bladeren. In struikvorm wordt hij 2 tot 4 meter hoog. De bloeiwijze is aarvormig. De kleine bloemetjes gaan in het regenseizoen verscholen onder de schubben waaronder 's winters ook de zaadjes gevangen zitten. Ze doen denken aan wilgenkatjes. De katjes zijn veel langer dan de Aziatische soorten, gemiddeld zo'n 10 cm lang, maar soms wel dubbel zo lang. Ze bevatten ronde tot ovale zaadjes met een doorsnede van 2 mm. De aartjes worden in januari in hun geheel geoogst, met een kort stukje steel er aan, en worden zowel vers als gedroogd verhandeld.
Kaapse lange peper bevat minder piperine dan de Indische en Javaanse lange peper. Het geurenpalet omvat kamfer en menthol en tabaksblad.
Deze lange peper is verkrijgbaar onder de Zuid-Afrikaanse benaming Kaapse bospeper of Kaapse lange peper (poivre long du Cap of d'Afrique), en onder de Ethiopische naam timiz.
Timiz (de Ethiopische benaming) wordt onder meer gebruikt in het (Ethiopische) kruidenmengsel berbere.
Lange peper is circa vijf jaar houdbaar, mits droog en donker bewaard, en niet te warm.
Vermoedelijk is de peper daar al aan het einde van de vijftiende eeuw terecht gekomen, toen de Portugees Vasco de Gama met zijn peperreizen uit India het Arabische monopolie op peper 'omzeilde' door in 1498 met een laadruim vol peper als eerste de Kaap te ronden.
In de door Peter Kolbe geschreven Nauwkeurige beschrijving van De Kaap de Goede Hoop uit 1727, komen we de volgende beschrijving van de lange peper tegen: "Piper indicum sive Calecuticum propendentibus, siliquis oblongis recurvis rubris, dat is Indische of Calecutsche peper, met hangende langwerpige kromme rode peulen; zijnde lange peper, die in peulen op een zeer schoon en groen boompje groeit, en zeer veel tot ingelegde Atiar of andere eetwaren, daar onder visch gebruikt word.".
Het zou kunnen dat hij met deze beschrijving inderdaad op de Kaapse lange peper doelt, maar in combinatie met Atiar (atjar) en de beschrijving van de peul, is het waarschijnlijk dat het hier niet om de lange peper, maar om de chilipeper gaat, en het misverstand uit de VOC-tijd over de betekenis van het Indonesische woord 'cabai' hier voort draaft. Meer hierover vindt u bij de beschrijving van de Javaanse lange peper.
Behalve in Zuid-Afrika groeit de lange peper ook aan de oostkust van Zimbabwe en de aangrenzende westkust van Mosambique, en in het zuidwesten van Ethiopië, onder meer in het Montane regenwoud in de regio Bonga. In Ethiopië wordt de peper abesha timiz of kortweg timiz genoemd.
In Zuid Afrika wordt deze peper bospeper of wilde peper genoemd, in Ethiopië timiz. Hij groeit net als andere lange pepers op beschutte plekken in het bos, en langs kleine riviertjes.
Geen betrouwbare of volledige informatie beschikbaar.