top
sustainibility
De yak
Bos grunniens
De yak
Yak-producten
Yak - Bos grunniens

De yak

De yak (of jak) is één van de vijf gedomesticeerde rundersoorten. Het is een langharig dier, dat deel uit maakt van een gevarieerde groep van tien geslachten van middelgrote tot grote hoefdieren.

Deze runderen of Bovinae zijn een onderfamilie van de familie der Holhoormigen of Bovidae. In Nederland spreken we over runderen en rundvee, in Engelstalige landen over "bovids" en "cattle". De groep runderen ('bovids') omvat onder meer het gedomesticeerde rund, de gedomesticeerde waterbuffel (Bubalus bubalis), de bizon (Bison bison) en de gedomesticeerde yak (Bos gurriens).

De yak is een evenhoevig zoogdier dat is aangepast aan het leven op (grote) hoogte. Het opvallendste kenmerk is de dikke jas die ze draagt. Andere kenmerken zijn de enorme longinhoud, de kleine rode bloedcellen en een geringe hoeveelheid zuurstofdragende eiwitten (hemoglobine). Stuk voor stuk kenmerken die het mogelijk maken onder barre omstandigheden op grote hoogte te overleven.

Die omstandigheden zijn zeer zwaar, zelfs voor een yak. De gemiddelde temperatuur op het plateau is nauwelijks 5° , en het kan er -40° worden. De vegetatie groeit er maximaal honderd dagen, waarna een periode aan breekt van schaarste. Maanden lang eten van verwelkte kruiden zorgt ervoor dat de dieren ondervoed raken. De yaks moeten bijgevoerd worden, als dat kan, voer bereikbaar is, en de boer er het geld voor heeft.

Een vrouwtjes-yak geeft van het vierde/vijfde jaar tot het vijftiende jaar nakomeling, meestal om het jaar. Gemiddeld werpt ze tussen vijf en zeven jongen. Alleen de zuivere - mannelijke - yaks worden in Tibet (en elders) yak genoemd, de vrouwelijke yaks dri, in het Nepalees nak, zowel de wilde als de gedomesticeerde yaks.

De gebruikswaarde van de yak is groot. De yak wordt van oudsher gebruikt als lastdier, en zijn vacht als kleding, en om dekens van te maken. Yakleer wordt gebruikt voor het vervaardigen van schoeisel, boten, tassen, riemen en andere bindsels. De mest wordt gebruikt als brandstof, waar hout op het plateau afwezig is of uiterst schaars. Yakvlees is meestal afkomstig van gecastreerde stieren, steriele hybriden en koeien die vrijwel geen melk meer geven.

De mannelijke wilde yak van het Hengde ecotype is een reus, zo'n twee meter hoog en drie meter lang, met een gewicht van 1200 kilogram. Het Hengde vrouwtje is veel kleiner, en weegt gemiddeld slechts 300 kilogram. Het Gangxi ecotype is mescheidener van omvang en gewicht, manshoog en om en nabij 600 kilogram.

De gedomesticeerde yak is nog kleiner dan de Gangxi. Mannetjes zijn 1.50 meter hoog en wegen tussen drie en vijfhonderd kilogram, vrouwelijke yaks wegen net als de Hengde vrouwtjes twee tot driehonderd kilogram.

De wilde en de gedomesticeerde yaks leven in twee aparte werelden, op twee verschillende hoogten, maar toch ontmoeten ze elkaar sporadisch. Dat levert krachtige en zeer gewilde kruisingen op. De gedomesticeerde yaks kruisen op hun beurt 'met liefde' met ander vee. dat levert hoegenaamd niets op. Mannetjes zijn vaak steriel, en zoniet zijn hun afstammelingen genetisch instabiel.

Zo'n hybride is de dzo, in het Chinees piān niú 偏牛 genoemd, een kruising van de gedomesticeerde yak en het gewone rund (Bos taurus).. Het ontstaan ervan is geen toeval geweest, de Qiāng zouden de dzo zo'n drieduizend jaar geleden systematisch gefokt hebben. De dzo is uitstekend melkvee gebleken, maar steekt ook als lastdier de echte yak naar de kroon. De dzo is prima te houden op hoogten tussen 2500 en 3500 meter.

slotregel

Oorsprong en verspreiding

Men neemt aan dat de yak meer dan 10.000 jaar geleden gedomesticeerd is, maar sluitend bewijs daarvoor is er niet.

De oudste aanwijzingen zijn die van het houden van yaks in die tijd in Tibet, tijdens de Qiāng-cultuur, acht à tienduizend jaar geleden. De Qiāng 羌 waren herders, dat betekent het woord ook. Het is toeval dat de tijdspanne samenvalt met die waarbinnen elders runderen gedomesticeerd werden. Fossiele vondsten van de vroege yaks zijn zeer schaars, dat is de belangrijkste reden waarom een sluitend bewijs ontbreekt.

De gedomesticeerde yak stamt af van de wilde yak, de Bos mutus, een inmiddels bedreigde diersoort. De wilde yak komt van origine voor in de Himalaya op het Indiaas subcontinent, het Tibettaans plateau, en op diverse plaatsen in China, van het zuidelijke Yuannan tot aan Mongolië en Siberië, maar komt tegenwoordig alleen voor op in het noorden van Tibet en het Chinese Qing-hai, op het Qing-hai-Tibettaans plateau. Men veronderstelt één afstammingslijn. De Bos mutus op zijn beurt stamt af van de Bos primigenius, en is à 5 miljoen jaar geleden ontstaan.

Inmiddels wordt uitgebreid fundamenteel onderzoek gedaan naar de leemte die in de geschiedenis van de yak bestaat. Het lijkt erop dat de indeling van de yak in het Bos-geslacht zijn langste dagen gekend heeft. Waarschijnlijk zal de yak straks als Bison poephagus gurriens (of mutus) door het leven gaan, omdat hij in anatomisch opzicht meer verwanschap vertoont met de bison dan met de koe.

Één van de meest in het oog springende verschillen tussen de gedomesticeerde yak en de wilde is dat de wilde yak op hoogten van vier- tot zesduizend meter hoog voor komt, maar de gedomesticeerde yak op twee- tot vierduizend meter hoogte, en soms zelfs op zestienhonderd meter hoog, met name om zich voort te planten. Van de wilde yak zijn vermoedelijk nog vijftienduizend exemplaren aanwezig. Het aantal gedomesticeerde yaks wordt geschat op veertien miljoen.

De Qiāng beschouwden de yak als hun handelsmerk. Zij verankerden de naam van de yak in de naam van hun stammen en de plekken waar zij leefden. In Szechuan (Kangding, Ganzi) stichtten ze de Yakstaat tijdens de Han-dynastie. De yaks waren van eminent belang voor de ontwikkeling van de handelsroutes, zowel tijdens de Qin-dynastie als tijdens de Han-dynastie.

De Oude Grieken kenden de yaks, die ze typeerden als poa gras-eters, poiphogoi. Marco Polo overdreef de grootte van het dier, dat hij vergeleek met de olifant. Pas in de zeventiende eeuw ontstond ook in het westen kennis van de yak, waarvan zelfs enige exemplaren naar Europa gehaald werden.

Taalkundige aspecten, etymologie

Nomenclatuur

In 1766 gaf Linnaeus de yak de naam Bos grunniens, wat grommende os betekent. Tegenwoordig wordt deze benaming alleen gebruikt voor de gedomesticeerde soort, en wordt de wilde soort Bos mutus genoemd. In 1878 deelde Smith de yak in het geslacht Poephagus . Dit wordt tegenwoordig als de ondersoort beschouwd waartoe de yak behoort, die tot het Bos-geslacht wordt gerekend. De familienaam Bos is afgeleid van het Latijnse bōs, dat koe of os betekent.

Of de indeling onder de Bos - waartoe ook de koe en de bizon behoren - terecht is, wordt door deskundigen, op grond van fossiele vondsten op het Qing-hai-Tibettaans plateau, betwijfeld. De overeenkomsten met de Bison zijn overtuigender dan die met de os (Bos).

Populaire benaming

De benaming yak is afgeleid van het Tibettaanse གཡག་, dat in de meeste talen is overgenomen, en soms met een 'y', soms met een 'j' wordt geschreven. De Nederlandse voorkeursspelling is met een 'j'.

Benamingen in diverse talen

engels
yak
frans
yak, yack
italiaans
yak
spaans
yak, yac
duits
yak, jak
arabisch
 
turks
yak
hindi
yāka
indonesisch
yak
japans
yaku
vietnamees
bò tây tạng
chinees
máoniú &
 

Yakmelk

Voor ons rundvlees worden alleen (langzaam groeiende) ossen en vrouwtjesdieren gebruikt.

Daarbij kun je onderscheid maken tussen grasgevoerde en graangevoerde runderen. Deze laatste ontwikkelen meer intramusculair vet dan de grasgevoerde runderen.

Rundvlees staat in ons land op de derde plaats wat vleesconsumptie betreft. Met 25% moet rundvlees het varkensvlees (38%) en gevogelte (30%) voor laten gaan. De Verenigde Staten, Brazilië en China zijn op dit moment (2013) de grootste afnemers van rundvlees, maar per hoofd van de bevolking is dat Argentinië (64,6 kg/jaar). Vergelijk dat getal maar eens met het gemiddelde van de 27 landen van de Europese gemeenschap van 16.9 kg/jaar en de rundvleesconsumptie in Nederland van 15 kg/jaar.

Bronvermelding update januari 2021

Fossil Ancestry of the Yak, Its Cultural Significance and Domestication in Tibet | Stanley J. Olsen, Proceedings of the Academy of Natural Sciences of Philadelphia Vol. 142 (1990), pp. 73-100 (28 pages) Bos grunniens and Bos mutus (Artiodactyla: Bovidae) | David L Leslie en George B. Schaller, Mammalian Species, Issue 836, 27 May 2009, Pages 1–17, https://doi.org/10.1644/836.1 Published: 27 May 2009 Yaks, yak Dung, and prehistoric human habitation of the Tibetan Plateau | David Rhode a.e. Developments in quaternary Sciences Vol 9 pp 205-224, ISSN 1571-0866 DOI:10.1016/S1571-0866(07)09013-6 Origins, domestication and distribution of the yak | FAO
slotregel