Net als de sjalot in de aggregatum-groep is de aardappelui een vermenigvuldiging-ui, in de Engelse taal multiplier onion. Net als de sjalot vormt de plant zogenaamde dochterbollen. 5) Dochterbolletjes worden net als de tenen van de knoflook klisters genoemd. Het kunnen er wel tien tot twintig per plant zijn. Bij de sjalot zijn de dochterbolletjes vaak grillig van vorm door de compacte groeiwijze, bij de aardappelui is dat niet het geval. In tegenstelling tot die van de sjalot zijn deze bollen omhuld met een dicht vlies. Dit vlies, de schil, is dik en koperkleurig geel of wit. De bollen zijn veel groter dan die van de sjalot, soms net zo groot als een behoorlijke ui (tennisbal). De bollen groeien vaak ondergronds, wat de benaming 'ondergrondse ui' heeft opgeleverd.
De aardappelui wordt zo'n 40 cm hoog, Hoewel ook deze uisoort bloeit en zaden vormt, wordt hij vermeerderd door in de herfst (tot in het voorjaar) bollen van het vorig seizoen te planten. Mede daaraan dankt hij de naam aardappellui, omdat je niet alle bollen hoeft te oogsten, maar in de grond laat om later weer uit te groeien.
De aardappelui wordt vroeg geoogst, ruim voor de gewone ui. De bollen zijn naar sjalotbegrippen vrij groot en onregelmatig van vorm.
In koudere regio's trekt de aardappelui geen zaad, geen enkel probleem want vermeerdering door het planten van dochterbollen gaat uitstekend, zo niet beter.
Een aardappelui moet stevig aanvoelen, en een droge schil hebben. Uien die uitdrogen of uitlopen of schimmelsporen vertonen, moet je niet eten.
Aardappelui wordt gebakken, gestoofd of gesmoord gegeten. Bak ze niet te lang of te stevig, ze worden onaantrekkelijk zwart van kleur en bitter van smaak.
Niet alleen de bol (ui) wordt gegeten, ook de rechtopstaande holle bladeren, zoals bos- of slaui. Hoe? Door alleen de bovenste helft van de bladeren te oogsten, genoeg over te houden voor de ontwikkeling van de plant en de bol(len). De smaak houdt het midden tussen een ui en een sjalot.
Aardappeluien zijn goed houdbaar, tot wel een half jaar, mits niet vochtig bewaard en op een donker plekje, om uit lopen te voorkomen.
Het doet vermoeden dat de sjalot en de aardappelui een zelfde geschiedenis delen en dus al bekend waren in het het Oude Egypte. Maar dat op te maken uit het gebrek aan geschreven bewijs voert te ver. Mogelijk is dat te verklaren uit het feit dat aardappeluien en uien in het algemeen trouwens alleen door boeren geteeld werden en zelden beschreven zijn in 'gegoede' tuinliteratuur. Ook nu is de aardappelui geen algemeen geteeld gewas, behoudens in de staten in zuidelijk India en Scandinavië
De aardappelui is in de Scandinavische landen al veel langer bekend dan de aardappel, waar de aardappel dus ongtbreekt in de naamgeving, maar de ui in het Zweeds midsommarlök (midzomerui), klyftlök (kruidnagelui) en jakobslök (Jacob's ui) wordt genoemd. De meest voorkomende en oudste benaming lijkt johanneslök (Johannes' ui). 3)
Zo beschrijft Linnaeus in 1734 dat in de kerk van Dalarna aardappelui gegeten werd om wakker te blijven tijdens de preek. In Dalarna noemde men die ui de “vitlök”, kennelijk een witte aardappelui, al at men uien in die tijd in de regel groen, en at men de bol nauwelijks, blijkens de illustraties in Mattiolus’ “Kreuterbuch” uit 1611 bijvoorbeeld. Linnaeus beschrijft ook de teeltpraktijk van aardappeluien in bakken, de zogenaamde “plantlavar”. 4). Maar of dat ook betekent dat de aardappelui Nordisch is?
In The Historic Potato Onion: A compilation of early references is een uitgebreid overzicht opgenomen van publicaties uit de negentiende en twintigste eeuw over de aardappelui. Hoofdzakelijk gaan deze publicaties over de teelt en het bewaren. De vroegste publicaties zijn uit de dertiger en veertiger jaren van de negentiende eeuw. 2)
De correcte botanische benaming van de aardappelui is Allium cepa aggragatum of Allium cepa var aggragatum. De ui die regelmatiog Allium proliferum of Allium x proliferum werd genoemd, behoort net als de sjalot tot de aggragatum-groep van de Allium cepa.
De aardappelui wordt zo genoemd omdart de bollen ondegronds groeien, zoals aardappelen. Andere benamingen zijn 'ondergrondse ui', Egyptische ui, na in het begin van de negentiende eeuw in Engeland vanuit Egypte te zijn geïntroduceerd, en Parijse ui.