De Allioideae is een onderfamilie van de Amaryllidaceae, en werd voorheen Alliaceae genoemd. In oudere classificatiesystemen wordt Allium geplaats in de familie der lelieachtigen (Liliaceae). De Amaryllidaceae en de Asparagaceae behoren tot de Asparagales, een orde van eenzaadlobbige planten.
De benaming Allioideae is afgeleid van een prominent plantengeslacht in de familie, de Allium, de uien. Hoewel Allium knoflook betekent, is de ui de belangrijkste vertegenwoordiger in dit plantengeslacht naast prei en knoflook. Vroeger maakte ook de asperge deel uit van de look-familie, maar deze is tegenwoordig ingedeeld onder de Asparagus.
Het geslacht heeft een cruciale rol gespeeld als voedsel. Overal ter wereld eet men de verschillende delen van de planten.
Alliumplanten zijn meerjarige bolgewassen. De chemische verbindingen in de plant, in het bijzonder cysteïnesulfoxide, geven het de karakteristieke ui of knoflook smaak en geur .
Op bovenstaande afbeelding zie je de Altai-look of Siberische reuzenbieslook in zijn natuurlijke omgeving, een in het wild in het Altai-gebergte voor komende, bedreigde uisoort waarvan alleen het jonge blad gegeten wordt. Ook als sierplant bekend.
Daarmee is de ui één van de eerst gecultiveerde groenten. Bewijs daarvan komt uit het Oude Egypte in reliefs op piramidemuren en in graven uit de derde en vierde dynastie (2700 voor Christus). Ook in Mesopotamië is bewijs gevonden van uienteelt in Sumerië aan het einde van het derde millennium voor Christus, bewijzend dat de domesticatie zeker vierduizend jaar geleden heeft plaats gevonden.
De Allium pskemense uit de Pskem- en Chatkal-vallei lijkt in veel opzichten op de uien die in de oudheid gedomesticeerd zijn, men denkt omdat de wilde ui schaars wwerd en bewoners voor de zekerheid planten bij hun huis plantten. Gaandeweg werd door natuurlijke selectie de ui ontwikkeld met een nog maar tweejaarlijkse levenscyclus. 6)
De Romeinen namen de teelt van uien heel serieus, verbouwden ze in speciaal voor de teelt van uien bestemde tuinen, de cepinae, en brachten de ui naar de landen ten noorden van de Alpen. Om die reden is de benaming van de ui in de meeste Europese landen afgeleid van het Latijn.
Deze korte geschiedschrijving heeft betrekking op de uien in de cepa-groep, de geschiedenis van uien uit de aggregatum-groep is slecht gedocumenteerd, de oudste geschiedschrijving is die in Franse geschriften uit de twaalfde en dertiende eeuw en nog latere kruidenboeken uit Engeland en Duitsland.
Het geslacht Allium is prominent aanwezig in het voormalige Sovjetdeel van Centraal-Azië. Furgat Khassanov inventariseerde tot 2008 bijna 250 soorten en ondersoorten in bijna alle bergachtige streken in dit gebied, een aantal dat nog altijd toeneemt. Kirgizië zet de toon met een inheemse flora van bijna 3800 inheemse soorten vaatplanten. Kirgizië kent inmiddels 85 soorten Allium, waarvan een twintigtal in de laatste vijftig jaar ontdekt is, en waaronder de zeer zeldzame minitauur Allium sect Spathula, aangetroffen in het beroemde Sary-Chelek Natuurreservaat.