Deze looksoort wordt de voorouder van onze 'gewone' prei genoemd, en ook wel de 'oerprei' genoemd. Ook de olifantenknoflook, kurrat en Perzische prei zouden van deze 'oerprei' af stammen. Het is een overblijvende, kruidachtige plant. Het is een bolgewas met veelal slechts één bol, maar er zijn variëteiten die een groot aantal (kleinere) bollen vormen.
De bladeren staan in twee rijen en zijn zo'n 50 centimeter lang. Ze hebben een V-vormige doorsnede, zoals we ook kennen van gewone prei. De bladscheden vormen een pseudostam rond de eigenlijke bloeistengel die menshoog of (veel) hoger kan worden, net als de Egyptische ui,
Hiermee houdt de overeenkomst met de Egyptische ui niet op. Beide vormen trossen broedbollen op de plaats waar ook de bloeiwijze staat. Ze hebben een diameter van 2 tot 4 mm. De bloeitijd is van juni tot augustus. De bloeiwijze is bolvormig en schermvormig, met een diameter van 4 tot 12 cm. Iedere bloeiwijze draagt honderden bloempjes, met rechtopstaande bloemblaadjes in de kleuren donkerrood en paars, of wit. De bloempjes zijn tweeslachtig, hermafrodiet.
De broedbollen worden preibollen genoemd, op de Britse eilanden leek bulbs. Ze zijn een lekkernij, zoals de bollen van de variëteit bulbiferum, een wilde soort die onder meer op het eiland Guernsy groeit. De zaden zijn zwart en ovaal.
Een opzienbarende variëteit is de Allium ampeloprasum var ampeloprasum of olifantenknoflook. met zijn bovenmaatse knoflookbol.
Van deze wilde prei worden zowel het jonge blad als de broedbolletjes gegeten. Deze "preibolletjes" zijn heel erg lekker wanneer je ze simpelweg stoift in wat boter en kruidt met een aromatische peper zoals de voatsiperifery, rode kampot of rode phu quiq.
In ons land is de Allium ampeloprasum vrij zeldzaam, en wanneer hij al voor komt, is het waarschijnlijk een cultuurvorm van de soort die in het Middellandse Zeegebied en Voor-Azië groeit. . De meeldraden steken boven het bloemdek uit, de binnenste krans is driedelig met twee langere zijtanden. Prei speelt een rol in folklore, literatuur en schilderkunst en is ook medisch belangrijk door antioxidanten en haar gebruik tegen kanker en een te hoog cholesterolgehalte.
Zijn oorspronkelijke habitat is rotsachtig kustgebieden.
De geslachtsnaam komt van de klassieke Latijnse naam voor knoflook. Het epitheton ampelop[rasum is een samenvoegimng van de Griekse woorden ampelos en parson wat begtekent 'prei die in wijngaarden groeit'.
In Europees verband wordt een systeem van beschermde soorten gehanteerd voor producten die zich onderscheiden. Voor wat sjalotten betreft is dat tot nu toe uitsluitend:
De kwalificaties zijn vergelijkbaar met de meer bekende wijn-kwalificaties als “appellation controlé”.
De afkortingen PDO en PGI staan respectievelijk voor Protected destination of origin en Protected geographical indication (in het Nederlands “beschermde oorsprong benaming”, respectievelijk “beschermde geografische benaming”).