Het is een eenjarige plant, met meerdere dochterbollen, de individuele sjalotjes. Rauw smaken ze mild en ietwat zoet, en hebben ze minder een uiensmaak dan gewone ui. De smaak wordt uitgesprokener wanneer een sjalotje fijn gesneden wordt, en nog geprononceerder wanneer de sjalot zoals in Thailand gebruikelijk is, wordt geblakerd.
Blakeren is essengtieel voor de bereiding van Thaise curries en chilipasta's. Daartoe worden de sjalotjes met schil en al boven houtskool of in een hete oven of koekenpan verhit. Snijd het worteleinde eraf, om te voorkomen dat de sjalotjes hierbij openbarsten, er ontstaat spanning in het uitje. Na een kwartier zijn de sjalotjes door en door zacht, en geblakerd. Dit blakeren kan ook met Franse sjalotjes, maar die bevatten meer vocht dan Thaise, dus dat duurt langer.
Vermoedelijk zijn deze sjalotjes te koop in de Aziatische winkel in jouw buurt. Een sjalot moet stevig aanvoelen, en een droge schil hebben. Sjalotjes die uitdrogen of uitlopen of schimmelsporen vertonen, moet je niet eten.
Sjalotjes worden rauw, gebakken, gestoofd of gesmoord gegeten, en op zijn Thais geblakerd (zie hiervoor) Overdrijf niet om te voorkomen dat ze bitter van smaak worden.
Bewaar sjalotjes op een koele (12-15°) en donkere plaats, bijvoorbeeld in een uienpot. Ze zijn dan enkele weken houdbaar. In een goed gesloten plastic zakje of bakje kun je stukjes sjalot tot 3 maanden in de diepvries bewaren, bij minimaal -18°.