Een essentieel verschil tussen beide, de échalot en de échalion, is de wijze van vermeerdering. De eerste, de sjalot of 'grijze' sjalot wordt vegetatief vermeerderd door middel van dochterbollen die aan het einde van de groeifae verschijnen, de échallion wordt, net als de gewone ui, vermeerderd uit zaad.
De bananensjalot is een kruising tussen een ui en een sjalot. De Cuisse de poulet du Poitou, zoals hij officieel heet, is bruin tot roodbruin van kleur en 5 tot wel 20 cm lang. Hoe groter de échalion is, hoe zoeter hij ook is. Vandaar dat hij vroeg geoogst wordt, dan is de scherpte-zoet-verhouding het beste in balans.
De sjalot wordt van maart tot april ingezaaid en van augustus tot september geoogst. Bekende cultivars zijn de gele "zebrune" en "échalion" en de rode "red legion".
De banaansjalot wordt net als de sjalot rauw gegeten, in salades bijvoorbeeld, of bereid, in warme gerechten.
Tot in de jaren '50 kwam hij vooral in moestuinen voor, pas in de jaren '70 werd hij interessant genoeg om in cultuur te brengen. Nog weer twintig jaar later verenigde een aantal boeren zich om de échalion onder de naam cuisse de poulet (kippenpoot) op de markt te brengen. Momenteel telen tussen 200 en 300 boeren dit ras, het merendeel in het Franse departement Vienne.