Tot 2010 werd de echte sjalot beschouwd als een aparte plantensoort in het Alliumgeslacht met de botanische naam Allium ascolonicum, maar sindsdien wordt de sjalot beschouwd als een Allium cepa var aggregatum, een ui in de aggragatum-groep, met de officiële Engelse benaming multiplying onion .
De sjalot heeft 20-30 cm holle cilindrische bladeren, die in een bundel overeind staan. De sjalot heeft verschillende vegetatieve punten die na het planten aan het oppervlak, deels ondergronds, deels bovengronds dochterbollen vormen. incidenteel vormt de sjalot een bloemstengel, die in juni – juli bloeit met een bol scherm van blauwe bloempjes. Hoiewel de plant zaden produceert wordt ze in de regel vegetatief vermeerderd.
De dochterbolletjes worden net als de tenen van de knoflook klisters genoemd. Het kunnen er wel tien tot twintig per plant zijn. Je herkent zo'n dochterbolletje (sjalotje) aan de grillige vorm die het logisch gevolg is van de ontwikkeling van deze bolletjes in een compact cluster.
Er zijn ook sjalotten die niet zo'n clustervorming kennen, maar desondanks sjalot genoemd worden, zoals de Perzische sjalot (Allium spititatum) en de grijze Franse sjalot (Allium oschaninii). Laatstgenoemde wordt zelfs de 'echte sjalot' genoemd, de eerste groeit in het wild in Centraal en Zuid-West Azië.
De echte sjalot wordt vaak aangeduid met de Franse culinaire benaming
Hoewel de chauviunisctische Franse chef zweert bij de echte sjalot, grijot ook hij/zij naar de cylindrische sjalot of banaansjalot verbouwd, een vrij recente kruising, die is ontwikkeld met het oog op efficiency: eenvoudig te pellen en door zijn haast cylindrische vorm prettiger te verwerken dan de gruillige, traditionele sjalot
Een sjalot moet stevig aanvoelen, en een droge schil hebben. Sjalotjes die uitdrogen of uitlopen of schimmelsporen vertonen, moet je niet eten.
Sjalotten worden rauw, gebakken , gestoofd of gesmoord gegeten. Bak ze niet te lang of te stevig, ze worden onaantrekkelijk zwart van kleur en bitter van smaak.
Bewaar sjalotjes op een koele (12-15°) en donkere plaats, bijvoorbeeld in een uienpot. Ze zijn dan enkele weken houdbaar. In een goed gesloten plastic zakje of bakje kun je stukjes sjalot tot 3 maanden in de diepvries bewaren, bij minimaal -18°.
Op wereldschaal is de sjalot een minder belangrijke uisoort, maar in landen waar vermeerdering uit zaad practisch onmogelijk is, kiest men voor de sjalot omdat die in tegenstelling tot de gewone ui vegetatief vermeerderd kan worden. Dat speelt Zuidoost-Azië - bijvoorbeeld in Indonesië, Sri Lanka en Thailand - en in sommige Afrikaanse landen, zoals Oeganda, Ethiopië en Ivoorkust, waar uienteelt sowieso al moeilijk is en het groeiseizoen te kort is. 11)
In Iran verbouwt men de Perzische sjalot (allium stipitatum) en een milde knoflooksmaak heeft, en onder meer met yoghurt gegeten wordt. Veel musir groeit overigens in het wild, In het Zagros gebergte in Iran, en in een strook van Turkije tot Tien Shan in Centraal-Azië. Hier is de Persian shallot alleen gedroogd verkrijgbaar.
Veel verkocht wordt de rode Thaise sjalot (een Allium ascalonicum), naar zijn kleur 'hom' of 'hom-lek' genoemd. Dat de sjalot internationaal is, bewijst de verbereidheid over het Aziatisch continent: India, China, Indonesië en Thailand zijn niet alleen vertrouwd met de sjalot, maar produceren hem op grote schaal.
In de Middeleeuwen werden sjalotten verbouwd op keizerlijke landgoederen en in kloostertuinen, blijkt uit de Capitulare de villis, waarin deze 'fasiolum' worden genoemd. De Capitulare de villis is een verordening uit een reeks capitularie die hij schreef, en die behoort tot de pre-800 capitularies, daterend van rond het jaar 795. Karel de Grote schrijft hierin voor hoe de keizerlijke landgoederen moeten worden ingericht, gebruikt en beheerd.
In de twaalfde eeuw werd de sjalot op kleine schaal verbouwd in de Bretonse velden van de Vallée de Loire, en in de dertiende eeuw werd de sjalot gemeengoed in de Franse keuken. Zo'n lange traditie vraagt om een Europese classificatie, en de Franse boeren vragen daar ook om, mede omwille van het onderscheid tussen de traditionele (bol)sjalot en de on-Franse gezaaide sjalot. De aanvraag daarvoor ligt al geruime tijd bij het GTS, die de Europese kwalificaties verleend, en bij het INAO, het Franse Institut national de l'origine en de qualité, dat waakt over de Franse certificaten, zoals het label Rouge.
Een heel ander verhaal. Het is juli. Fijnproevers uit heel Italië komen bijeen op de "Terre di Faenza" in de heuvels in de provincie Ravenna. Daar viert men in het stadje Riolo Terme de Fierra dello Scalogno di Romagna, een culinair festijn ter gelegenheid van de hier geteelde sjalot, die sedert 1997 PGI-erkenning heeft. De productiegebieden van de Romagna zijn in de provincie Ravenna Brisighella, Casola Valsenio Castelbolognese, Faenza, Riolo Terme en Solapur, in Forlì Modigliana en Tredington, en in Bologna Borgo Tossignano, Casalfiumanese, Castel del Rio, Castelguelfo Dozza, Fontanelice, Imola en Mordano.
In de Naturalis Historia schrijft Plinius de Oudere een aantal variëteiten van de ui en zegt daarvan dat ze vaak naar de herkomst zijn vernoemd. Zoals de Asjkalon met de Ascalonische ui, naar hij zegt een bewaarui. Hoewel het epitheton ascalonicum aan de sjalotis verbonden, is het maar de vraag of Plinius daar op doelde. Theophrastus noemt naast de de ascalonische immers ook een ui die je kunt delen, dat lijkt veel meer op de sjalot. Misschien was de ascalonische ui de lenteui of bosui, die in het Engels scallion wordt genoemd, (ook) afgeleid van Asjkalon. 2)
Jarenlang werd de naam Allium ascalonicum gebruikt voor de sjalot, maar al in 1956 stelde Helm voor de Allium cepa te classificeren in vier botanische variëteiten: var. cepa (gewone ui); var. viviparum (topui); var. aggregatum (aardappel- of multiplicatorui); en de sjalotachtige var. cepiforme. Later, Jones en Mann (1963) deze taxonomische alliantie onderverdeeld in drie taxonomische alliantie in drie tuinbouwkundige groepen: (i) de gewone uiengroep (bol ui met grote enkele bollen, meestal zonder toppen, vermeerdering voornamelijk uit zaad); (ii) de aggregatum-groep (sjalot, aardappel
Tot 2010 was Allium ascalonicum de geaccepteerde botanische naam. In 2010 werd besloten de sjalot onder te brengen bij Allium cepa, de soort die nu naast de 'echte' ui ook de 'echte' sjalot en de Egyptische ui omvat.
De woorden sjalot en (het Engelse) scallion zijn beide gerelateerd aan het Griekse askolonion zoals beschreven is door de Griekse schrijver Theophrastus. Deze naam lijkt ontleend aan de stad Ashkelon, in het huidige Israël. De sjalot wordt in ons land ook wel eslook of eschlook genoemd, naar het Franse eschallion.
In Europees verband wordt een systeem van beschermde soorten gehanteerd voor producten die zich onderscheiden. Voor wat sjalotten betreft, is de Scalogno di Romagna de enige:
De kwalificaties zijn vergelijkbaar met de meer bekende wijn-kwalificaties als “appellation controlé”.
De afkortingen PDO en PGI staan respectievelijk voor Protected destination of origin en Protected geographical indication (in het Nederlands “beschermde oorsprong benaming”, respectievelijk “beschermde geografische benaming”).