Eén van de benamingen van de Egyptische ui is 'wandelende ui', ook wel Egyptische wandelende ui, al zal die naam niet zijn voort gekomen uit 'Walk like an Egyptian' de mega-hit van de Stranglers. Waarschijnlijk noemden de Romeinen de plant zo omdat ze veronderstelden dat deze net als de gele ui uit Egypote kwam. De herkomst en de afkomst van de ui zijn echter onzeker. Het zou een hybride geweest kunnen zijn van de sjalot en de Welshe ui (Allium fistulosum).
Hoewel sjalotten de planten zijn uit de Aggregatum-groep, en worden gebruikt voor de uien die deze vormen, wordt de term sjalot ook gebruikt voor de broedbollen van de Allium × proliferum en Allium × cornutum.
De Egyptische ui dankt zijn naam 'wandelende ui' aan de manier waarop hij zich lijkt te verplaatsen, en in zekere zijn doet hij dat ook. De broedbollen aan het einde van de bloeistengel zijn namelijk zo zwaar dat de stengel door buigt, waarbij de broedbollen ter plekke uitgroeien tot een nieuwe plant. Wanneer de plant af sterft, houdt de ondergrondse bol zich bovendien klaar voor het nieuwe seizoen. Al vroeg in de lente vormt de plant ook vanuit de bol plant voor op hun landing. Ze lopen zelfs al uit, wanneer ze nog aan de stengel zitten. De broedbollen zijn van uiteenlopend formaat, van enkele millimeters slechts tot enkele centimeters.
De plant wordt geoogst door deze op te graven, maar ook oogst men de individuele bladeren en laat men de plant verder intact. De kleine, onderontwikkelde ui aan de basis van de plant is eetbaar, zoals de ui, maar heet! De malse jonge scheuten eet je rauw of gekookt, de holle stengels eveneens, zoals bosui. Ook de broedbollen zijn eetbaar. Deze zijn bovendien goed houdbaar, wel enkele maanden.
Van de ondergondse ui (bol) moet wel vermeld worden dat de rok erg taai is, en verwijderd moet worden.
Zeker is hoe dan ook dat de Egyptenaren de gewone (gele) ui kenden en verbouwden. Zij zagen de ui onder meer als het symbool van het universum en gaven het een naam die ze ontleenden aan het Latijnse "unus", wat "één" betekent. Ook de Grieken en Romeinen waren overtuigd van de ui, zijn krachten en zijn medicinale werking. De laatsten zorgden voor de verspreiding van de ui over West-Europa.
De botanische benaming Allium × proliferum (Moench) Schrad. ex Willd. is gepubliceerd in Enum. Pl.: 358 (1809). De plant wordt vaak Allium cepa var. 'Viviparum genoemd, maar deze benaming wordt in World Flora online als synoniem van de gewone ui gezien. 2, 3).
Het woord ui is een verbastering van het woord ajuin, dat nauw verwant is met het Engelse onion en het Franse oignon. De familienaam Allium is de historische Latijnse benaming voor de knoflookfamilie, en zou uit het Keltisch zijn overgenomen, waar het woord "all" scherp (van smaak) betekent.
De broedbolletjes van de Egyptische ui kenmerken zich net als de 'sjalotten van de Allium × cornutum en A. × proliferum worden gekenmerkt door een hoog drogestofgehalte (ongeveer 25%) 3). Iets minder dan de helft van de droge stof bestaat uit inulineachtige suikers - polysachariden. In het aangehaalde onderzoek is ook de minerale samenstelling van de broedbolletjes onderzocht.