Het geslacht Rheum omvat zestig overblijvende plantensoorten. Alle hebben vlezige stengels, en dikke wortelstokken. Van een enkel soort, de Rheum nobile of Sikkhim rabarber - een imposante plant - worden de wortels gegeten. Sommige rabarbersoorten, zoals de Chinese rabarber (Rheum palmatum) worden alleen medicinaal gebruikt.
Zuren zijn een verbindende factor in de familie der Duizendknopigen, waartoe behalve rabarber ook zuring hoort. De smaak van de rabarbersteel en de steel van de zuring verschillen daardoor nauwelijks van elkaar. Van zuring eet men het blad, van rabarber juist niet. De bladeren van de rabarber zijn bedekt met oxaalzuur-kristallen, vermoedelijk een verdedigingsmechanisme van de plant tegen grazers. De plant scheidt het mede af om niet zelf ten onder te gaan aan het hoge gehalte oxaalzuur.
Het plantengeslacht Rheum omvat een zestigtal plantensoorten, merendeels alleen in het wild voor komend. Het is gemakkelijker om wilde soorten te onderscheiden dan de culinaire, gecultiveerde rabarbersoorten van elkaar te onderscheiden. De moderne rabarberrassen zijn tetraploïden met 2n = 44, in tegenstelling tot 2n = 22 voor de wilde soorten. De culinaire rabarber (Rheum x hybridum) lijkt dan op de Rheum rhabarbarum, dan op de Rheum rhaponticum, twee bekende voorouders.
In het spraakgebruik verstaan we onder rabarber de tuinrabarber, in het bijzonder de culinair gebruikte tuinrabarber. Dat is niet zo voor de hand liggend als het lijkt, gezien de rijke geschiedenis van rabarber als medicijn, en de nog maar korte geschiedenis als voedsel. Rabarber kwam wereldwijd pas in de zeventiende eeuw op tafel.
Wij beschrijven op deze site twee bijzondere rabarbersoorten, de Champagnerood uit ons land en de Yorkshire rhubarb uit het Verenigd Koninkrijk, en natuurlijk de Rheum rhabarbarum en de Rheum rhaponticum.
Rabarber - dà huáng of 'grote gele' - is voor het eerst in het Chinese Shennung Pen-ts'ao-ching beschreven, waar het al sedert 2.700 voor Christus medicinaal werd gebruikt, onder meer als purgeermiddel. De eerste kennismaking van Europa met rabarber dateert uit de Oudheid. De Grieken maakten er kennis mee via een nomadisch volk uit Scythia (het huidige Syrië). Van echte handel was in die tijd geen sprake. Pas in de Middeleeuwen, tijdens de islamitische periode was sprake van handel in rabarber langs de handelsroutes via de havens van Aleppo en Smyrna.
Er is in het verleden ontzettend veel over rabarber geschreven, maar er is desondanks veel onduidelijk geleven. Zo veel dat we niet de pretentie hebben hier in dit kleine bestek duidelijkheid te kunnen schetsen. We beperken ons tot de hoofdlijnen van die aspecten waar men redelijke overeenstemming is bereikt. Voor een uitputtend relaas verwijzen we naar het boek van Clifford Foust, Rhubarb the wondrous drug, een aanrader voor wie zich wil verdiepen in de vele raadselen van de rabarber.
De Griek Dioscorides beschreef een medicinale wortel die wijnkleurig was en die Costo nigro werd genoemd, of zwarte wortel, mogelijk was dit de Costus Indicus of Oost-Indische wortel (Rhabarbarum ficcatum). Ammianus Marcellinus beschrijft in 362 een rabarber die aan de Rha (Wolga) groeide, en noemde deze Rhaponticum. Plinius doelde op deze rabarber uit Pontus met de term rhacoma. Het belangrijkste gebruik was dat in een tegengif dat is vernoemd naar de koning van Pontus Mithridatus, alhoewel dat niet het enige medicijn met rhaponticum was. Ook in de Middeleeuwen waren deze brouwsels heel bemind.
Een beroemd geschrift over rabarber is Gerard's herbal uit 1597, waarin John Gerard uitgebreid schrijft over de rabarber en diens origine, aan de hand van plantmateriaal uit Barbarije en Pontië en de interpretatie van oude teksten, onder meer van Dioscorides. Wanneer Linneaus in 1753 rabarber beschrijft, doet hij dat aan de hand van gecultiveerde exemplaren uit Zweden en Nederland.
Volgens Gerard's lezing zou de rabarber uit China (Sina), komen. Daar groeide hij zowel in het wild als 'tam' in Yunnan, Suchuen (Szechuan), Quamsi (Guangxi), Quantum (Guangdon, het vroegere Kanton), Kaoli (Korea) en Leaotum (Liaodong), gebiedsnamen in het keizerrijk van Taising). Hier komen in de 16e eeuw zowel wilde als gecultiveerde rabarbers voor, Lapathum orientale of Rhubarbarum verum geheten. Ook in Kochinchina (India) groeien deze, onder andere aan de Malabarkust.
In Suzhou in Tangut groeit in die tijd een soort met licht behaarde bladeren en een korte stengel, die geliefd is om zijn 'been-dikke' wortel met sappig, goudgeel vlees. Dit is vermoedelijk de Rhaponticum den ouden, zoals door Alpinus beschreven. Prosper - professor - Alpinus beschrijft in 1610 de plant, die later naar hem vernoemd is, aan de hand van exemplaren die hij aan trof in het Rhodope gebergte in Tracië, in het huidige Bulgarije. Men was het er over eens dat dit de ware Rhapontic moest zijn, Rhapontic verum. veronderstelde dat de plant daar geïtroduceerd was, doordat de Tartaren zaden uit Katay - zo noemde Marco Polo de zes noordelijke landschappen van China - naar Moskou hadden mee genomen. In het Rhodopegebergte komen nog altijd diverse rabarbersoorten voor, waaronder de Rhaponticum.
In 1608 bracht Prospero Alpini (ook wel Prosper Alpinus of professor Alpinus) - een Venetiaans botanicus - deze rabarbersoort mee naar Pavia vanuit Thracië, het noordoosten van Griekenland. Hij cultiveerde de plant voor medicinaal gebruik. De Engelsen haalden verse rabarber uit Hongarije, en gedroogde rabarber uit Perzië en Oost-Indië. In 1620 werd in Engeland voor het eerst rabarber verbouwd, alleen voor medicinaal gebruik, en dat zou nog eeuwen het geval zijn. Rabarber was in die tijd een kostbaar product, tien maal zo duur als kaneel en vijf maal zo duur als saffraan.
Aanvankelijk zijn de rabarbers ingedeeld in het geslacht Lapathum, een gelacht met prugerende planten. Ja, de banaam van dit geslacht is afgeleid van het Griekse woord lapazein, dat reinigen betekent. Nog altijd is de Engelse dock de benaming van breedbladige planten met het uiterlijk van rabarber, met name planten uit het geslacht Rumex (zuring).
Linneaus deelde de rabarbers opnieuw in, in een geslacht dat hij Rheum noemde, wat stroom of stroming betekent. De Tartaarse rabarber noemde hij in de eerste versie van zijn Planetarium de 'echte' rabarber, Rheum rhabarbarum, maar daar was veel kritiek op. De Rhaponticum noemde hij Rheum raponthicum. Bij zijn latere werk maakt Linneaus dankbaar gebruik van het werk van Hollandse en Engelse botanici zoals Boerhaave die aan toonde dat de Tartaarse rabarber de 'echte' rabarber was. Gorter ontwikkelde daaruit twee nieuwe rabarbersoorten, in 1762 de Rheum undulatum (de latere Rheum rhabarbarum) en in 1767 de Rheum palmatum. Of was het de Engelse botanicus Hope die deze enkele jaren eerder in Edinburgh ontwikkelde?
Van 1657 tot 1781 was de import "Crown rhubarb" in England het premium-merk. Het was een rabarber met het koninklijk monopolie van de Russische tsaren. Zij betrokken de rabarber merendeels uit China, waarmee ze een gecompliceerde handelsrelatie hadden. Crown rhubarb was bestemd voor de welgestelden, anders gezegd was onbereikbaar voor de gewone burger, simpelweg omdat ie te duur was. Tsaar Peter de Grote was de man achter de kwaliteitscontrole waarop de concurrentie van de Russische rabarber met andere rabarbersoorten stoelde. stoelde.
In 1745 brachten de Britten en Hollanders grote hoeveelheden goedkope medicinale rabarber uit de Altai op de markt, die daardoor ook beschikbaar werd voor de gewone burger. Uit die tijd dateert de term 'a penny rhubarb'. De handel in Crown rhubarb stortte in, en noopte Catharina de Grote ertoe om in 1781 het koninklijk monopolie op te heffen.
De moderne consumptie-rabarber (Rheum x hybride) is hoe dan ook een Engelse verdienste. Hoewel niet vast staat wanneer precies en door wie deze is ontwikkeld, is men het er over eens dat dat in het Engelse Banbury moet zijn geweest. Of dat in 1777 William Hayward was die zowel de Rheum rhaponticum als de Rheum officinale verbouwde, of Daniel Bell Hanbury, de befaamde botanicus, die in 1867 de Tibetaanse Rheum officinale naar Banbury bracht en daar met succes verbouwde, is onduidelijk. Beiden waren in de eerste plaats uit op de wortels; een infusie van de gedroogde wortel zou genezing bieden voor syphillis en gonorrhoea.
Volgens Engelse lezingen waren niet de Engelsen, maar de Fransen als eersten tot de ontdekking gekomen dat rabarber ook gegeten kon worden, en hoe. De Franse lezing legt alle eer bij de Engelsen, en dat lijkt logischer.
Wij beschouwen rabarber als een groente, maar in de Verenigde Staten wordt het uit economische overwegingen (vooral belastingtechnische) sinds 1947 als fruit beschouwd.
Om de plant te forceren, wordt de plant van daglicht beroofd, door de plant onder een (speciale) pot te plaatsen. De pot neemt het zonlicht weg, en er ontwikkelt zich onder de pot een aangenaam micro-klimaat. Het forceren van rabarber onder zo'n forceerpot gebeurt in februari, gebruik makend van de nog schrale zon om de potten warm te houden. De plant loopt direct uit. De eerste geforceerde rabarber is zo'n zes weken later oogstbaar.
Deze bijzondere manier van rabarberteelt vindt ook plaats in verduisterde kassen, met als resultaat heerlijk zoete winterrabarber. Door het forceren wordt de koolhydraatreserve van de rabarberplant in het wortelstelsel immers omgezet in (extra) glucose.
Deze methode wordt traditioneel gebruikt in de Rhubarb triangle, een gebied in het Engelse West-Yorskhire. De 'forcing' gebeurt daar sinds het begin van de negentiende eeuw grootschalig in verwarmde schuren, profiterend van de lage prijs van de steenkool die daar werd gewonnen.
Ooit besloeg de Rhubarb triangle een gebied van bijna 80 vierkante kilometer - aan het begin van de twintigste eeuw - tegenwoordig is het gebied beperkt tot 23 vierkante kilometer nabij Wakefield, Morley en Rothwell. Lees via deze link meer over deze Yorkshire Forced Rhubarb, welke in 2010 het Europees certificaat PDO ( Protected Designation of Origin) heeft gekregen.
Van de vele rabarbercake-recepten hebben we er (alvast) één op de site gezet, die op het landgoed Hanbury hall wordt geserveerd.
De bladeren zijn bedekt met kristallijn oxaalzuur. Wat je er ook aan wast of kookt, het oxaalzuur behoudt zijn giftige eigenschappen! Niet eten dus ! De bladstelen zijn wel eetbaar en bevatten circa 3‰ oxaalzuur, maar niet alleen dat, zijn rijk aan vitamine K, en bevatten veel vitamine C, calcium en mangaan, en (niet in de lijst vermeld) 6,1 mg choline per 100 gram.
In rabarber zitten maar liefst een veertigtal verschillende zuren, waaronder appelzuur , dominant voor de zure smaak van rabarber. Gedurende de bewaartijd (na het oogsten) loopt het appelzuurgehalte sterker terug dan dat van andere zuren als citroen- en wijnsteenzuur.