Rabarber is een zomerteelt. Er zijn vroege en late rassen. 's Winters koop je rabarber uit een ander land of de zogenaamde 'geforceerde rabarber', een achttiende eeuwse Engelse vinding waarin gebruik wordt gemaakt van dezelfde technieken als bij het telen van lof. Deze techniek wordt zowel binnenshuis als op het veld toegepast.
De opbrengst van late rassen is het hoogst, die van geforceerde rabarber het laagst, en dat komt veelal ok tot uitdrukking in de prijs. De vroege rassen worden van begin april tot eind mei geoogst, de late rassen van eind april tot eind juni, een enkel ras zoals de Valentine zelfs tot augustus. Geforceerde rabarber wordt van eind december tot half maart geoogst.
In ons land zijn we er niet aan gewend om een product bij zijn naam te noemen, althans dat gebeurt te weinig. Daarom is rabarber rabarber. Een oud Nederlands rabarber-ras is de Kennemer 'Champagnerode', als enige rabarbersoort in ons land opgenomen in de Ark van de Smaak. Het wordt beschouwd als een Rheum rharbarbarum. De bladstengels zijn mooi recht, rood aan de voet, verlopend naar groen.
Uit Engeland komt de Yokshire rhubarb, een Rheum rhaponticum, een in 2010 door de EU beschermde teelt. Met de uittreding uit de Europese Unie zullen de Europese middelen die bij deze bescherming horen, komen te vervallen, en zullen de zo benodigde niet-Britse werknemers in de Rhubarb Triangle mogelijk huiswaarts keren. Hetzelfd lot lijkt de zestig andere door de EU beschermde producten uit het Verenigd Koninkrijk beschoren.
Opmerkelijk. Wij beschouwen rabarber als een groente, maar in de Verenigde Staten wordt het uit economische overwegingen (vooral belastingtechnische) sinds 1947 als fruit beschouwd.
Je koopt rabarber als stengel, zelden meer met het blad er nog aan. Dat wordt om de stengels langer houdbaar te maken al kort na de oogst verwijderd.
De rabarberstengel heeft om rechtop te blijven staan een bolle zijde met sterke vezels. Die verwijder je alvorens de rabarber in eetbare stukken te snijden door ze met een fijn mesje aan te snijden en af te ritsen. Schil de rabarber vooral niet ! Vervolgens bereid je de rabarber, die je overigens ook prima rauw kunt eten.
Rabarber stoof je, omwille van de smaak en om de vitaminen te behouden. Hoe minder vocht je toe voegt, hoe beter. Op die manier bereide rabarber behoudt meer dan 80% van de vitamine C. Ook hier geldt de algemene regel: te lang koken, gaat ten koste van vitamine C.
Omdat oxaalzuur koper aan tast, gebruik je nooit koperen pannen voor de bereiding van rabarber.
Rabarber kun je het best in de koelkast bewaren. Vries de rabarber gerust rauw in, vooraf blancheren is niet nodig. Heb je geen ruimte in de koelkast, bewaar de rabarber dan enkele dagen op een koele plaats. Te lang bewaarde rabarber voelt slap aan, daarmee is de rabarber nog niet bedorven.
Rabarber - dà huáng of 'grote gele' - is voor het eerst in het Chinese Shennung Pen-ts'ao-ching beschreven, waar het al sedert 2.700 voor Christus medicinaal werd gebruikt, onder meer als purgeermiddel. De eerste kennismaking van Europa met rabarber dateert uit de Oudheid. De Grieken maakten er kennis mee via een nomadisch volk uit Scythia (het huidige Syrië). Van echte handel was in die tijd geen sprake. Pas in de Middeleeuwen, tijdens de islamitische periode was sprake van handel in rabarber langs de handelsroutes via de havens van Aleppo en Smyrna.
Er is in het verleden ontzettend veel over rabarber geschreven, maar er is desondanks veel onduidelijk geleven. Zo veel dat we niet de pretentie hebben hier in dit kleine bestek duidelijkheid te kunnen schetsen. We beperken ons tot de hoofdlijnen van die aspecten waar men redelijke overeenstemming is bereikt. Voor een uitputtend relaas verwijzen we naar het boek van Clifford Foust, Rhubarb the wondrous drug, een aanrader voor wie zich wil verdiepen in de vele raadselen van de rabarber.
De Griek Dioscorides beschreef een medicinale wortel die wijnkleurig was en die Costo nigro werd genoemd, of zwarte wortel, mogelijk was dit de Costus Indicus of Oost-Indische wortel (Rhabarbarum ficcatum). Ammianus Marcellinus beschrijft in 362 een rabarber die aan de Rha (Wolga) groeide, en noemde deze Rhaponticum. Plinius doelde op deze rabarber uit Pontus met de term rhacoma. Het belangrijkste gebruik was dat in een tegengif dat is vernoemd naar de koning van Pontus Mithridatus, alhoewel dat niet het enige medicijn met rhaponticum was. Ook in de Middeleeuwen waren deze brouwsels heel bemind.
Een beroemd geschrift over rabarber is Gerard's herbal uit 1597, waarin John Gerard uitgebreid schrijft over de rabarber en diens origine, aan de hand van plantmateriaal uit Barbarije en Pontië en de interpretatie van oude teksten, onder meer van Dioscorides. Wanneer Linneaus in 1753 rabarber beschrijft, doet hij dat aan de hand van gecultiveerde exemplaren uit Zweden en Nederland.
Volgens Gerard's lezing zou de rabarber uit China (Sina), komen. Daar groeide hij zowel in het wild als 'tam' in Yunnan, Suchuen (Szechuan), Quamsi (Guangxi), Quantum (Guangdon, het vroegere Kanton), Kaoli (Korea) en Leaotum (Liaodong), gebiedsnamen in het keizerrijk van Taising). Hier komen in de 16e eeuw zowel wilde als gecultiveerde rabarbers voor, Lapathum orientale of Rhubarbarum verum geheten. Ook in Kochinchina (India) groeien deze, onder andere aan de Malabarkust.
In Suzhou in Tangut groeit in die tijd een soort met licht behaarde bladeren en een korte stengel, die geliefd is om zijn 'been-dikke' wortel met sappig, goudgeel vlees. Dit is vermoedelijk de Rhaponticum den ouden, zoals door Alpinus beschreven. Prosper - professor - Alpinus beschrijft in 1610 de plant, die later naar hem vernoemd is, aan de hand van exemplaren die hij aan trof in het Rhodope gebergte in Tracië, in het huidige Bulgarije. Men was het er over eens dat dit de ware Rhapontic moest zijn, Rhapontic verum. veronderstelde dat de plant daar geïtroduceerd was, doordat de Tartaren zaden uit Katay - zo noemde Marco Polo de zes noordelijke landschappen van China - naar Moskou hadden mee genomen. In het Rhodopegebergte komen nog altijd diverse rabarbersoorten voor, waaronder de Rhaponticum.
In 1608 bracht Prospero Alpini (ook wel Prosper Alpinus of professor Alpinus) - een Venetiaans botanicus - deze rabarbersoort mee naar Pavia vanuit Thracië, het noordoosten van Griekenland. Hij cultiveerde de plant voor medicinaal gebruik. De Engelsen haalden verse rabarber uit Hongarije, en gedroogde rabarber uit Perzië en Oost-Indië. In 1620 werd in Engeland voor het eerst rabarber verbouwd, alleen voor medicinaal gebruik, en dat zou nog eeuwen het geval zijn. Rabarber was in die tijd een kostbaar product, tien maal zo duur als kaneel en vijf maal zo duur als saffraan.
Linneaus deelde de rabarbers uit het geslacht Lapathum opnieuw in, in een geslacht dat hij Rheum noemde, wat stroom of stroming betekent. De Tartaarse rabarber noemde hij in de eerste versie van zijn Planetarium de 'echte' rabarber, Rheum rhabarbarum, maar daar was veel kritiek op. De Rhaponticum noemde hij Rheum raponthicum. Bij zijn latere werk maakt Linneaus dankbaar gebruik van het werk van Hollandse en Engelse botanici zoals Boerhaave die aan toonde dat de Tartaarse rabarber de 'echte' rabarber was. Gorter ontwikkelde daaruit twee nieuwe rabarbersoorten, in 1762 de Rheum undulatum (de latere Rheum rhabarbarum) en in 1767 de Rheum palmatum. Of was het de Engelse botanicus Hope die deze enkele jaren eerder in Edinburgh ontwikkelde?
Van 1657 tot 1781 was de import "Crown rhubarb" in England het premium-merk. Het was een rabarber met het koninklijk monopolie van de Russische tsaren. Zij betrokken de rabarber merendeels uit China, waarmee ze een gecompliceerde handelsrelatie hadden. Crown rhubarb was bestemd voor de welgestelden, anders gezegd was onbereikbaar voor de gewone burger, simpelweg omdat ie te duur was. Tsaar Peter de Grote was de man achter de kwaliteitscontrole waarop de concurrentie van de Russische rabarber met andere rabarbersoorten stoelde. stoelde.
In 1745 brachten de Britten en Hollanders grote hoeveelheden goedkope medicinale rabarber uit de Altai op de markt , die daardoor ook beschikbaar werd voor de gewone burger. De handel in Crown rhubarb stortte in, en noopte Catharina de Grote in 1781 tot het vrij geven van de handel. Het koninklijk monopolie werd opgeheven.
De moderne consumptie-rabarber (Rheum x hybride) is hoe dan ook een Engelse verdienste. Hoewel niet vast staat wanneer precies en door wie deze is ontwikkeld, is men het er over eens dat dat in het Engelse Banbury moet zijn geweest. Of dat in 1777 William Hayward was die zowel de Rheum rhaponticum als de Rheum officinale verbouwde, of Daniel Bell Hanbury, de befaamde botanicus, die in 1867 de Tibetaanse Rheum officinale naar Banbury bracht en daar met succes verbouwde, is onduidelijk. Beiden waren in de eerste plaats uit op de wortels; een infusie van de gedroogde wortel zou genezing bieden voor syphillis en gonorrhoea.
Volgens Engelse lezingen waren niet de Engelsen, maar de Fransen als eersten tot de ontdekking gekomen dat rabarber ook gegeten kon worden, en hoe. De Franse lezing legt alle eer bij de Engelsen, en dat lijkt logischer.
Rabarber is de ver-Nederlandsing van het woord rhabarbarum, een samenvoeging van de Scytiaanse, Oud-Perzische benaming van de Wolga (Rha) en Barbarum, de algemeen gebruikte term voor 'van vreemde komaf'. Pontus is de klassieke benaming van een gebied aan de Zwarte Zee, tegenwoordig Karadeniz geheten, Pontos Euxeinos Πόντος Εύξεινος of 'herbergzame zee'.
Rhaponticum is ook een plantengeslacht in de Asterfamilie (Asteraceae). De naamgever is de Franse botanicus Sébastien Vaillant (1669-1722).
Om de plant te forceren, wordt de plant van daglicht beroofd, door de plant onder een (speciale) pot te plaatsen. De pot neemt het zonlicht weg, en er ontwikkelt zich onder de pot een aangenaam micro-klimaat. Het forceren van rabarber onder zo'n forceerpot gebeurt in februari, gebruik makend van de nog schrale zon om de potten warm te houden. De plant loopt direct uit. De eerste geforceerde rabarber is zo'n zes weken later oogstbaar.
Deze bijzondere manier van rabarberteelt vindt ook plaats in verduisterde kassen, met als resultaat heerlijk zoete winterrabarber. Door het forceren wordt de koolhydraatreserve van de rabarberplant in het wortelstelsel immers omgezet in (extra) glucose.
Deze methode wordt traditioneel gebruikt in de Rhubarb triangle, een gebied in het Engelse West-Yorskhire. De 'forcing' gebeurt daar sinds het begin van de negentiende eeuw grootschalig in verwarmde schuren, profiterend van de lage prijs van de steenkool die daar werd gewonnen.
Ooit besloeg de Rhubarb triangle een gebied van bijna 80 vierkante kilometer - aan het begin van de twintigste eeuw - tegenwoordig is het gebied beperkt tot 23 vierkante kilometer nabij Wakefield, Morley en Rothwell. Lees via deze link meer over deze Yorkshire Forced Rhubarb, welke in 2010 het Europees certificaat PDO ( Protected Designation of Origin) heeft gekregen.
Rabarber combineert uitstekend met citrus, rood fruit, noten en vanille, combinaties die je in veel recepten terug ziet komen. Je kunt er prima taarten mee bakken zoals crumbles. Een aandachtspunt bij een gesloten taart is dat de rabarber te veel vocht verliest, waardoor je bakproduct zompig kan worden. Lees je recept er goed op na, meestal volstaat het om het deegdeksel van ventilatiegaatjes te voorzien.
Stoven. Snijd de stukken of stukjes rabarber in zeer weinig water - een eetlepeltje of wat, afhankelijk van de hoeveelheid rabarber - op matig hoog vuur. Zo behoudt je de kleur, en verlies je zo weinig mogelijk Vitaminen. De stooftijd is rond een minuut of tien-vijftien. Rabarber is gaar wanneer het net als stoofvlees uit elkaar valt.
Suiker ? Dat voeg je toe zodra de rabarber klaar is. Niet teveel, en proeven.
Oven. Verwarm de oven voor op 180°. Snijd de rabarber in stukken van een centimeter of vijf, en leg deze op een bakplaat of in een ruime schaal. Bestrooi de rabarber licht met suiker en verse vanille, en vers geperst sinaasappelsap, een eetlepel per 500 gram. Dek de rabarber af met bakpapier en stoof hem in een half uur gaar in de oven. Giet het stoofvocht af en reduceer dat. Dien de rabarber koud op.
De bladeren zijn bedekt met kristallijn oxaalzuur. Wat je er ook aan wast of kookt, het oxaalzuur behoudt zijn giftige eigenschappen! Niet eten dus ! De bladstelen zijn wel eetbaar en bevatten circa 3‰ oxaalzuur, maar niet alleen dat, zijn rijk aan vitamine K, en bevatten veel vitamine C, calcium en mangaan, en (niet in de lijst vermeld) 6,1 mg choline per 100 gram.
In rabarber zitten maar liefst een veertigtal verschillende zuren, waaronder appelzuur , dominant voor de zure smaak van rabarber. Gedurende de bewaartijd (na het oogsten) loopt het appelzuurgehalte sterker terug dan dat van andere zuren als citroen- en wijnsteenzuur.
Belangrijk ! Eet niet te vaak en te veel producten met oxaalzuur, soals rabarber, spruitjes en spinazie.